Kwartiermaken

Kwartiermaken - filosofische perspectieven

Over onpresenteerbaar lijden en onbenoembare strijdigheid, gastvrijheid en opschorting - het maken van een tussenstap

In het attachment vindt u een citaat uit het proefschrift van Doortje Kal: Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond, 2001, 2002, 2010, 2012 blz.59-63 (plus intermezzo vanaf blz. 64). Hieronder vindt u een introductie van de filosofische perspectieven.

Onderstaande column werd uitgesproken op de (afsluitende) welzijnsconferentie - voorjaar 1999 (van het kwartiermaakproject in Zoetermeer). Ze is te zien als een reflectie op de ervaringen van het Kwartiermaken in het welzijnswerk tot dan toe en dient ter introductie van de drie centrale thema’s in dit (derde) hoofdstuk. (Verdere uitwerking van onderstaande vindt u in het attachment.)

In het verslag van het Kwartiermaken in buurt- en sportorganisaties en in het vrijwilligerswerk gaat het regelmatig over het belang zich ‘welkom’ te voelen. Kwartiermaken is in essentie het organiseren van gastvrijheid. Ik wil daar op drie manieren kort bij stil staan.
a) Onpresenteerbaar lijden
Wij vragen gastvrijheid van de welzijns-, sport en vrijwilligersorganisaties. Maar voor wie vragen we dat? Gekken? Mensen met psychiatrische problematiek, ex-psychiatrische patiënten, mensen met een psychiatrische achtergrond, ‘mensen-met-wie-wat-is’, mensen die ‘anders’ zijn ? Maar zijn we niet allemaal anders? Wat is bij ‘onze doelgroep’ anders anders, dan hoe andere mensen van elkaar verschillen? Daarbij zijn we bij een eerste ‘ingewikkeldheid’ van het project Kwartiermaken aangeland. Want eigenlijk hebben we te maken met iets dat nauwelijks uit te leggen is, maar dat er wel om vraagt uitgelegd te worden. Het negeren van het verschil zou mensen uit de doelgroep tekort doen. Hun lijden bestaat voor een deel uit deze miskenning. Maar in het benoemen ervan schieten we vaak ook hopeloos tekort. Dat is de paradoxale opgave waar Kwartiermaken en Vriendendienst voor staan. Ik bewonder de kwartiermaakster en de coördinator van Vriendendienst, dat zij dit moeilijke karwei op zich hebben genomen. Dat zij zonder hun houvast in psychiatrische - en daarmee vastzettende - terminologie te zoeken, er aan zijn gaan staan. En ik vraag u dat met hen te doen. Hoe onbestemd ‘dat andere’ soms is, maakt de schrijfster Sevtap Bayc l duidelijk:
(...) alle mensen om mij heen leven hun levens alsof hun bestaan toch met een bepaald doel verbonden is. Kijk, de meerderheid, de mensen die geen antwoord geven als ik ze de vraag stel, maar zich toch gedragen alsof hun levens met een doel versierd zijn, moeten iets hebben wat ik niet heb. (Bayc l , 1997, blz. 19)
b) Gastvrijheid
Het Latijnse woord hostis betekent zowel gast als vijand. En daarmee is denk ik de problematiek van gastvrijheid op een bepaalde manier samengevat. Tussen het woord gast en vijand kunnen we heel goed het woord ‘vreemde’ of ‘vreemdeling’ zetten (denk maar aan de zegswijze ‘Hij is een vreemde gast’). Een vreemdeling kan bang zijn voor ‘gek’ te worden uitgemaakt, als gestoorde te worden gezien. Hij spreekt misschien de taal niet, kent de codes niet, beheerst de techniek van de omgang niet, is onbe¬holpen, loopt gevaar zich niet te kunnen verdedigen omdat hij niet weet hoe dat moet. Kunnen wij van de vreemdeling verlangen dat hij de taal spreekt, zich gedraagt als de anderen, vóórdat hij verwelkomd kan worden? Is hij dan nog wel een vreemdeling? Is er dan nog wel sprake van het verlenen van gastvrijheid? Gastvrijheid vraagt dat ik ook gastvrijheid verleen aan iemand die ik niet helemaal ken, die zich niet helemaal laat kennen, die misschien voor een deel anoniem blijft. Gastvrijheid gaat eigenlijk over een onthaal zonder vragen.
Maar zie ik niet dat een dergelijke onvoorwaardelijke gastvrijheid ook tot problemen kan leiden? Ja. Als wij vragen om ‘ruimte voor anders zijn’, als wij vragen de ander te ontvangen, dan gaat dat inderdaad altijd gepaard met enigerlei vorm van ruimte inleveren. Wat daarvoor terugkomt moet je maar afwachten. Gastvrij¬heid kan heel goed ontaarden. Het gebeurt regelmatig dat psychiatrische patiënten daklozen gastvrijheid verlenen, waarna ze zichzelf niet meer thuisvoelen in hun eigen huis en zelf gaan zwer¬ven. Gastvrijheid kent grenzen. Je wilt heer en meester zijn in je eigen huis, voorziening, club of organisatie zodat je kunt ontvangen wie je wilt. Je wilt niet de gijzelaar worden van je eigen gasten. Dat is ook niet de bedoeling. Er is dus een spanningsveld en daarover moeten we in gesprek met elkaar blijven. Daarvoor zijn overigens ook de multiloog-avonden opgezet. Maar vóór alles is het belangrijk te beseffen dat de vreemdeling afhankelijk is van gastvrijheid. Dat is het eerste. En het tweede is dat met het verlenen van gastvrijheid de gastheer of -vrouw ook een beetje vreemdeling zal worden. Gastvrijheid verlenen is een kwetsbare operatie.
c) Opschorting prestatiemaatschappij
Onze samenleving laat zich kenmerken door een doelmatig nuttigheidsstreven. We vragen van u dat een beetje op te schorten, uit te stellen. We vragen u stil te staan bij de onrechtvaardige uitsluitingen die met dit nuttigheidsstreven worden geproduceerd. We moeten erkennen dat de maatschappelijke regels niet toereikend zijn. Precies door die regels vallen mensen buiten de boot. Wat voor iemand belangrijk is wordt buitengesloten. Het doel van onze oproep tot ‘abnormalisering’ is deze uitsluitingen ongedaan te maken. Daarbij gaat het niet om iets actief tot stand te brengen - een nieuwe voorziening of zo *; het gaat om een soort alert afwachten wat er gebeurt, ervoor open staan. In het Hebreeuws is ‘tijdmaken’ en ‘uitnodigen’ hetzelfde woord: H(A)ZM(A)N(A). En iemand zegt het in het verslag ook: sociale integratie is vooral een kwestie van tijd maken. Het gaat om het kunnen ontvangen van iemand zoals die zich voordoet. Men gaat hem tegemoet en neemt de ontmoeting op zich. Er wordt plaats voor hem of haar gemaakt. Een vrijplaats.

Terug naar publicaties