Kwartiermaken

Kwartiermaken, in gesprek met kwartiermaakster Eus de Wit

Introductie in 'Meedoen gaat niet vanzelf. Kwartiermaken in theorie en praktijk', Kal, Post en Scholtens (red.), 2012

De paragrafen op een rij. De theorie: over vermaatschappelijking, erbij horen, kwartiermaken, strijdigheid, de structuur van kwartiermaken, een alternatieve praktijk en de rol van verhalen bij het werken aan inclusie. De Praktijk, Eus de Wit aan het woord: over hulpbronnen, andersom leren denken, een levendige wijk, expansie - wat een wijk voor 'cliënten' kan betekenen.

“Je weet wat je hebt bereikt. Je kwam uit de psychose en je kwam uit de psychiatrie. Wat zou je nog meer willen? Willen kan betekenen dat je alles wat je bereikte, weer vergooit. Willen kan betekenen dat je opnieuw psychotisch wordt. Dat je opnieuw opgenomen wordt. En één ding weet je zeker: dàt liever niet meer. Dus sta je stil. Je leeft je leven zoals je het nu op orde hebt gekregen en je wijkt er niet vanaf. Hou vol. Hou vol. Niks vleugels uitslaan of persoonlijke ontwikkeling of zelfontplooiing. Mooie woorden voor mensen die het zich kunnen permitteren. Jij volgt je route, dag in, dag uit. Verstard door al het schokkende dat je al meemaakte.”
Wilma Boevink in haar lezing voor het congres Van verblijf naar herstel, 2008.

Het ‘gastvrij maken van de samenleving’ is een cruciale notie in het gedachtegoed van kwartiermaken. Maar zijn cliënten dan ‘gasten’ in de samenleving? Zijn ze niet gewoon medeburgers? Nee, niet gewoon. Veel mensen met een psychiatrische of verstandelijke handicap voelen zich als vreemden in de samenleving, of ze worden door de samenleving als vreemden behandeld. Dat geeft soms wrijving en ongemakkelijkheid. Maar kunnen wij van de vreemdeling verwachten, dat hij zich gedraagt als de anderen en de taal spreekt van de anderen, vóórdat hij verwelkomd wordt? De Franse filosoof Jacques Derrida stelt in zijn essay 'Over gastvrijheid' dat gastvrijheid aan de orde is wanneer er sprake is van iemand die ik nog niet ken, die zich misschien ook niet zo gauw laat kennen. Het is belangrijk te beseffen dat ‘de vreemdeling’ (de ‘vreemde gast’) afhankelijk is van gastvrijheid. En ten tweede dat met het verlenen van gastvrijheid de gastheer of -vrouw ook een beetje vreemdeling zal worden, in de zin dat hij of zij zich op vreemd terrein begeeft met het verlenen van gastvrijheid. Bij Derrida is gastvrijheid, het toegang geven aan de vreemdeling of aan andersheid, gekoppeld aan een symbolische ruimte - noem het een tussenruimte of een vrijplaats - waar bemiddeling en grensoverschrijding plaats kan vinden tussen mij en de ander, zonder dat ik me hoef te verliezen in de ander, en zonder dat de ander zich hoeft te assimileren aan mijn identiteit. Het gaat om een ruimte waar de tegenstelling tussen vreemdheid en eigenheid, tussen gekte en normaliteit overbrugbaar is, zonder dat de spanning verdwijnt.
Derrida, Jacques, Over gastvrijheid, Boom, 1998

Terug naar publicaties